De stokroos (Alcea rosea) is, ondanks wat de naam doet vermoeden, geen familie van de roos. Het is een eenjarige, tweejarige of vaste plant waarbij de tweejarige het meeste voorkomt. Andere namen voor de stokroos zijn boerenroos, balroos en flier. Van oorsprong komt de plant uit de regio Turkije en Palestina. In de 16e is de bloem geïmporteerd naar Europa. Stokroos groeit als echte zomerplant goed op en warme, luwe en niet al te vochtige bodem. Arme kleigrond en zandgronden zijn beiden prima geschikt. Bij droog weer moet de stokroos extra water krijgen om te voorkomen dat de bloemen verdorren en de zaadbollen te vroeg rijpen. De plant is herkenbaar aan lange bloemstengels met een lengte tussen de 1-1,5 meter, met uitschieters boven de 3 meter. Er zijn planten met een enkele of met een dubbele bloem. De bloemen zijn vaak rood, roze, wit, en paars gekleurd waarbij het paars soms in zwart lijkt over te gaan. De bloeitijd is juni tot augustus. De tweejarige exemplaren vormen het eerste jaar alleen blad en bloeien een jaar later. De bloemen zijn geliefd bij hommels en bijen. De stokroos vormt tijdens de groei kaasvormige zaaddozen met grote stokroos zaden van 7-8 mm. Het zaad kan na de zomer direct de grond in, of worden bewaard voor de lente. Het zijn snelle ontkiemers waarbij de plant zichzelf kan uitzaaien doordat de zaadbol openbarst als er rijpe zaden zijn gevormd. Stokrozen zijn door een stevige penwortel niet geschikt om te verplaatsen. Tijdens de groei mag de plant extra mest ontvangen. Stokroos is gevoelig voor de ziekte roest, te herkennen aan bruine blad. Roest is moeilijk te bestrijden. Gooi aangetaste delen direct in de vuilnisbak en zeker niet in de compostbak. Door de planten 50 centimeter van elkaar te houden verklein je de kans op besmetting. |